De oude dame is moe, zo moe. Sinds haar val en de opname in het ziekenhuis is ze verschrikkelijk moe. Ze vertelt me dat ze wil gaan, maar dat ze niet kán gaan. “Ik heb nog een taak”, zegt ze. Ik vraag of ze die taak met mij wil delen. Ze kijkt me aan en begint te huilen. Ze kan er niet over praten, omdat ze hém dan zoveel verdriet doet. Ik zie dat de last van haar taak heel zwaar is. In haar ogen lees ik de pijn van haar onvermogen. Ik ga achter haar zitten, zodat ze kan steunen. Ze sluit haar ogen en ademt langzamer. Ik wrijf over haar, o zo smalle, rug en schouders en voel hoe ze iets ontspant. Zo blijven we een poosje zitten. Ze zegt: “spijt en schuld zijn rotzakken, hoe ouder je wordt hoe zwaarder zij worden. Ze zijn te groot om mee te nemen in je graf”. Ze gaat liggen en vertelt mij over haar taak, over hem en over haar zwaargewichten.